De winterspelen zijn voorbij. Voor sporters zit een 4-jarige cyclus er weer op. Er is tijd om blijdschap of teleurstelling een plek te geven en tot rust te kunnen komen. Een deel van de sporters ervaart deze periode echter als onprettig. In de media wordt dit ook wel de post Olympics blues genoemd. Een periode van leegte en somberheid. Sporters bereiden zich volledig voor op de Olympische Spelen, maar niet op de periode daarna. Dat is goed te begrijpen, maar volgens deskundigen een reden tot zorgen.

Voor Olympiërs zijn de spelen de levenslange droom die ze hebben. Een droom die voor sommigen een nachtmerrie kan worden. Het gevoel gefaald te hebben kan ontstaan. Sporters geven ook aan  het gevoel te hebben een ‘product’ te zijn. Alsof ze alleen gemaakt zijn om medailles te winnen. Daardoor voelen ze zich niet altijd meer gezien als mens. Dit staat bekend als ‘mechanical dehumanisation’: Het gelijk trekken van lichamen met machines. Er is geen ruimte voor emoties of warmte. Dit geeft behoorlijk wat druk voor de sporters. Alleen medailles tellen, overige prestaties tellen niet mee. Na de Spelen kunnen ze geconfronteerd worden met teamgenoten die wel bejubeld worden door de media, terwijl ze zelf achter het net visten. Natuurlijk, niet alle sporters zullen dit zo beleven.

Sporters worden klaar gestoomd om te winnen, maar niet om met de winst of het verlies om te gaan. In een onderzoek werden de sporters zelf gevraagd wat zij nodig hebben als de Spelen voorbij zijn. Sociale steun is belangrijk in deze fase. Helaas kampen coaches, stafleden en andere sporters in deze fase ook vaak met vermoeidheid, zijn niet beschikbaar of hebben zelfs een burn-out. Een suggestie die wordt gedaan is het opzetten van peer-groups, groepen waar sporters met elkaar kunnen bijpraten en elkaar kunnen steunen. Sportpsychologen zijn hier niet altijd nodig of beschikbaar; maar kunnen wel een rol spelen. Een kritiekpunt van sporters is wel dat de sportpsycholoog onafhankelijk moet zijn. Sommige sporters nemen een eigen sportpsycholoog in de hand zodat vertrouwelijkheid gewaarborgd blijft. Informele steun kan ook voldoende zijn.

Voor sporters lijkt het dus van belang te zijn dat ze gezien worden als mens en niet als ‘medaille’ machine. In de ogen van de media, maar ook in die van naasten.

Bradshaw, H., Howells, K., & Lucassen, M. (2021). Abandoned to manage the post-Olympic blues: Olympians reflect on their experiences and the need for a change. Qualitative Research in Sport, Exercise and Health, 1–18. https://doi.org/10.1080/2159676x.2021.1993974


10% van de werknemers in Europa heeft een burn-out (2015). Amerikaans onderzoek liet zien dat 28% van de millennials het gevoel heeft een burn-out te hebben. Stress lijkt een dominante plek in ons bestaan in te nemen. Burn-out draagt vaak definitie van emotionele uitputting, cynisme en verminderd professioneel functioneren. Maar niet iedereen is het hier over eens.

Laten we een onderscheid maken tussen korte termijn stress en burn-out. 80% van de mensen met korte termijn stress (minder dan drie maanden) herstelt binnen een paar maanden. Ze zijn binnen 6 tot 12 weken weer (deels) aan het werk. Het herstel van een burn-out kan langer dan een jaar duren. Sommige studies laten zien dat van de mensen met een burn-out 25 tot 50 procent binnen 2 tot 4 jaar nog niet volledig hersteld is. Dat geeft voldoende motivatie om te voorkomen een burn-out te krijgen, zou je kunnen zeggen.

Je kunt een burn-out vanuit verschillende perspectieven proberen te verklaren. Het biologische perspectief gaat uit van overbelasting en vooral gebrek aan herstel. Het stress systeem van de hersenen gaat in een constante actieve stand, en kan niet meer ontspannen. Daardoor blijft men te lang in de stressstand staan. Dit put het lijf uit. Zelfs als er tijd is om te ontspannen, lukt het niet meer om dit te doen. Het arbeids-psychologische perspectief kijkt naar de disbalans tussen werk-eisen en energie gevers. Versimpeld; er wordt teveel gevraagd van de persoon in kwestie. Dit kan komen door zowel daadwerkelijke hoge eisen als de manier hoe de persoon ermee om gaat. De persoon doet ondertussen te weinig dingen die voor ontspanning en plezier zorgen.

Merk je langere tijd stress, dan is het handig om je huisarts te raadplegen. Het kan al helpen om korte tijd veel rust te pakken. Na een periode van rust herstelt het stress systeem zichzelf soms weer. Is het niet voldoende, dan kun je overwegen om meer hulpverlening op te starten. In het Omnium worden veel mensen met burn-out klachten ondersteund. Psychologische hulpverlening onderzoekt dysfunctionele patronen en hoe je anders met stress om kunt gaan. Als je de oorzaak van de stressklachten niet aanpakt, is de kans groot dat ze in de toekomst gewoon terugkomen namelijk.

Sten Dallinga is naast sportpsycholoog ook werkzaam als psycholoog in burn-out (preventie). Meer weten; kijk op de website (www.hetomnium.nl) of stuur een mail naar info@hetomnium.nl

https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/1359432X.2021.1948400

Gedachten. We volgen ze blindelings op en nemen ze voor waar aan. Automatisch nemen we onze eigen gedachten serieus, en handelen direct op basis van deze gedachten. Maar wat zijn gedachten eigenlijk? Sta je daar wel eens bij stil? Probeer eens een concreet antwoord te geven, voordat je verder leest.


Veel mensen hebben het na deze vraag over beelden in het hoofd. Beelden over de toekomst, wat er mogelijk kan gaan gebeuren. Beelden over het verleden, wat er is gebeurd. Of zinnen die voorbij vliegen. Zinnen als ‘ik kan het niet’. ‘Ik heb er geen zin in’.  Beelden en zinnen is al wat anders dan absolute waarheden. Uiteindelijk zijn gedachten elektrische signalen in onze hersenen. Moeten we deze dan wel zo serieus nemen? Kan het ook zijn dat gedachten soms willekeurig voorbij vliegen, zonder dat je er direct wat mee moet gaan doen?

Met Acceptance and Commitment Therapy leren sporters gedachten te defuseren. Daarmee wordt de relatie met gedachten veranderd. Sporters leren gedachten af te zwakken, de lading gaat eraf. Daardoor hebben ze minder invloed, en heb je er waarschijnlijk minder last van.

Hoe minder impact gedachten hebben, hoe minder ze prestaties kunnen beïnvloeden. Je wilt tijdens presteren niet teveel afgeleid raken door je eigen hoofd. Je aandacht wil je bij voorkeur op je taak hebben.

Kijk eens of je anders kunt reageren op je gedachten. Merk ze simpelweg eens op, en kies er vervolgens voor of je er iets mee wilt doen of niet.

Het New Zealand All-Blacks Rugby team staat bekend als één van de meest succesvolle teams ter wereld. Ondanks het succes ruimt het team de eigen kleedkamer op na de wedstrijd. Zodat niemand anders het hoeft te doen. Waarom? “Niemand hoeft voor de All-Blacks te zorgen, omdat de All-Blacks voor zichzelf zorgen”. Nederigheid is een kernwaarde van het team. Het zorgt voor verbinding. En mogelijk zorgt juist die mindset voor het succes.

Een belangrijk element in een succesvol team cultuur is het neerzetten van gedeelde waarden. Waarden beïnvloeden zowel de mindset als gedrag. Ze geven richting waar naar toe te bewegen en hoe te gedragen. Maar het stellen van waarden alleen is nog niet voldoende. Wanneer waarden niet worden vertaald naar gedrag, blijft het te abstract. Er zijn vervolgstappen nodig. En hier ontbreekt het juist vaak aan. Met deze stappen kun je beginnen een betere teamcultuur te creëren.

Stap 1: Stel met het team gedeelde waarden op. Zoals nederigheid, moed, eenheid, passie, weerbaarheid etc.

Stap 2: Bepaal wat deze waarden betekenen voor gedrag. Link waarden aan gedrag tijdens en naast de training/wedstrijden. Maak gedrag concreet!

Stap 3: Verwerk de waarden in alle teamprocessen: Voorbereiding, hoe om te gaan met winst/verlies etc.

Bron: Beswick, B. (2016). One Goal: the mindset of winning soccer teams. United States, Champaign: Human Kinetics.

In het programma ‘Iedereen topsporter’ benaderen wij jouw doelen zoals die van een topsporter. Een topsporter richt zijn leven zo in dat hij of zij optimaal kan presteren om de gewenste doelen te behalen. De juiste voeding, beweging, ontspanning, faciliteiten, omgeving en ga zo maar door.

Wat doe jij om jouw doelen te behalen? En wat betekent optimaal presteren voor jou? Optimaal presteren is voor iedereen anders. Denk bijvoorbeeld aan een goede ouder zijn, een uitmuntende werknemer of een fit en gelukkig mens. Waarom zou je niet net als topsporters alles uit de kast halen om zo optimaal mogelijk te presteren (/te leven)? Het ‘Iedereen topsporter’ programma helpt jou je doelen te behalen. Met de focus op zowel de fysieke als de mentale gesteldheid komen de volgende aandachtsgebieden aan bod:

  • Juiste voeding
  • Voldoende ontspanning en slaap
  • Voldoende, en op een passende manier, bewegen
  • Faciliterende omgeving

Hoe het programma er precies uit ziet, hangt af van jouw doelen. Iedere deelnemer begint in ieder geval met een screening om het doel en de mogelijkheden om dit te bereiken helder te krijgen. Daarna volgt een plan van aanpak, volledig toegespitst op jouw wensen. Het gaat immers om jouw beeld van optimaal presteren. Mogelijke betrokken disciplines zijn een diëtiste, fysiotherapeut, psycholoog, sportarts en/of podoloog. Centraal in het programma zijn de terugkomende gesprekken met de leefstijlcoach, die samen met jou je leefstijl gaat managen.

Ben jij nieuwsgierig geworden? Of heb je nog vragen? Neem vrijblijvend contact op met onze leefstijlcoach door een mail te sturen naar: b.gritter@hetomnium.nl.


In de start van de 20e eeuw probeerden onderzoekers aan te tonen dat goede leiders vaak over soortgelijke eigenschappen bezitten. Onder andere stabiliteit, intelligentie en assertiviteit werden als mogelijk cruciaal geopperd. Later verloor deze benadering aan terrein; leiderschap zou complexer zijn.

In plaats van leiderschap van de coach, kijk eens naar het leiderschap in het sportteam. In veel sportteams is van oudsher een enkele aanvoerder aanwezig. Coaches hebben hun eigen voorkeuren in de eigenschappen van aanvoerders. De ene coach hecht ook meer waarde aan deze rol dan de andere. Hoe belangrijk is goed leiderschap eigenlijk? Diverse onderzoeken tonen aan dat leiderschap invloed heeft op tevredenheid, cohesie, prestaties en op intrinsieke motivatie. Genoeg om eens serieus te gaan investeren in het leiderschap van je team.

Voor wie vernieuwend durft te zijn; de afgelopen jaren is er onderzoek gedaan naar meerdere leiders in één team. Traditioneel: één aanvoerder die alles moet doen (zonder dat iemand precies weet hoe en wat).

De nieuwe mogelijkheid: gedeeld leiderschap. Er zijn vier rollen die vervuld kunnen worden.

1) Taak leider. De leider die zegt wat er moet gebeuren wat betreft de teamtaken.

2) Motivationele leider. De leider die het team weet op te peppen als het nodig is.

3) Sociaal leider. De leider die oogt heeft voor het sociale aspect in het team en individu.

4) Externe leider. De leider die met de buitenwereld communiceert.

Een sporter kan meerdere rollen invullen; zo kan een enkele speler zowel taak- als sociaal leider zijn. Het voordeel van deze methode? Mensen komen meer in hun kracht te staan en het is duidelijker wat er van deze mensen verwacht wordt. Daar komt bij dat je minder kwetsbaar bent als team, je bent immers niet meer afhankelijk van één aanvoerder.

Ga eens aan de slag met je team, kijk wie welke rol goed kan vervullen en wat je als team van die persoon verwacht.

Zware blessure gehad, en merk je nu angst en twijfel? Je bent niet de enige. Veel atleten met deze tegenslag merken meer twijfel en angst dan ze voorheen hadden. Je kunt het vertrouwen in je eigen lijf missen.
Misschien durf je sommige dingen niet meer en vermijd je ze. Twijfel, onzekerheid en angst zijn vrij normale emoties in een revalidatie.

Een tip die we vanuit de sportpsychologie vaak meegeven is het stellen van doelen. De doelen die je voor je blessure had, zijn op het moment waarschijnlijk niet haalbaar. Doelen helpen om je motivatie te bewaren, omdat ze een richting geven waar je naartoe wilt bewegen. En als je doelen handig inzet, kun je zelfs je vertrouwen er wat mee reguleren.

Een tip die je waarschijnlijk al kent is het opdelen in kleinere stappen. Je resultaatdoel is weer terugkeren in de sport. Maar omdat dit doel ver weg ligt, werkt het beter om naar korte termijn doelen toe te werken. Dus; eerst weer een X aantal minuten bezig zijn. Of een X aantal kilometers maken. Doordat deze doelen beter binnen bereik liggen, kunnen ze je meer gemotiveerd houden.

Een tweede tip binnen doelen stellen is het stellen van proces doelen.
Wat moet je nou precies doen om je resultaatdoel(en) te behalen. Dus; hoe vaak moet je trainen per week? Welke beweging wil je oefenen. Welke techniek, fysieke of mentale vaardigheid wil je centraal stellen in een training/week? Denk aan het juist afzetten bij een sprong, de technische uitvoering van een bal werpen/trappen of de mentale bereidheid om angst te verdragen. Focus je op deze doelen, in plaats van het einddoel wat zo ver weg ligt. Door het behalen van ‘tussen’ doelen en de focus op procesdoelen, blijft je motivatie waarschijnlijk hoger. Net als je vertrouwen.

Een tip die we vanuit de sportpsychologie vaak meegeven is het stellen van doelen. De doelen die je voor je blessure had, zijn op het moment waarschijnlijk niet haalbaar. Doelen helpen om je motivatie te bewaren, omdat ze een richting geven waar je naartoe wilt bewegen. En als je doelen handig inzet, kun je zelfs je vertrouwen er wat mee reguleren.

Een tip die je waarschijnlijk al kent is het opdelen in kleinere stappen. Je resultaatdoel is weer terugkeren in de sport. Maar omdat dit doel ver weg ligt, werkt het beter om naar korte termijn doelen toe te werken. Dus; eerst weer een X aantal minuten bezig zijn. Of een X aantal kilometers maken. Doordat deze doelen beter binnen bereik liggen, kunnen ze je meer gemotiveerd houden.

Een tweede tip binnen doelen stellen is het stellen van proces doelen.
Wat moet je nou precies doen om je resultaatdoel(en) te behalen. Dus; hoe vaak moet je trainen per week? Welke beweging wil je oefenen. Welke techniek, fysieke of mentale vaardigheid wil je centraal stellen in een training/week? Denk aan het juist afzetten bij een sprong, de technische uitvoering van een bal werpen/trappen of de mentale bereidheid om angst te verdragen. Focus je op deze doelen, in plaats van het einddoel wat zo ver weg ligt. Door het behalen van ‘tussen’ doelen en de focus op procesdoelen, blijft je motivatie waarschijnlijk hoger. Net als je vertrouwen.

In hoeverre sporters gemotiveerd zijn wordt bepaald door een complexe samenhang van psychologische eigenschappen en de (sociale) omgeving waar ze in presteren. Een psychologische eigenschap als consciëntieus (gewetensvol) zijn helpt mee om motivatie beter onder controle te krijgen. Als je hier hoog op scoort gaat het je makkelijker af om discipline te tonen en doelgericht te trainen. Psychologische eigenschappen verander je echter niet zo makkelijk. Waar je meer invloed op hebt, is de sociale omgeving rondom je sporter/team. In de sportpsychologie heet dit ook wel het motivationele klimaat; Hoe bepaal je of je succes hebt, waar vergelijk je je mee en waar streeft een sporter naar binnen diens sport.

Er is een onderscheid tussen een taak-klimaat en een ego-klimaat.

In een taak-klimaat ligt het accent op je eigen ontwikkeling. Een sporter vergelijkt zich vooral met diens eerdere prestaties. De focus ligt op vaardigheden verbeteren, meer kennis opdoen, inzet tonen en naar eigen kunnen presteren.

In een ego-klimaat ligt het accent op onderlinge vergelijking. Hier vergelijken sporters zich vooral met elkaar. Presteren is vooral een demonstratie hoe goed je bent ten opzichte van andere sporters.

De beide varianten zijn geen uitersten op dezelfde dimensie. Een sporter kan zowel een hoge taak als een hoge ego oriëntatie hebben.

Waar het ego-klimaat met het onderlinge vergelijken als focus vaak inherent is aan sport, doen (jeugd)coaches er goed aan te investeren in het taak-klimaat. Dit versterkt de motivatie, het zelfvertrouwen en het plezier van sporters. Wanneer er teveel accent op onderlinge vergelijking (ego-klimaat) ligt, en te weinig op eigen ontwikkeling en inzet (taak-klimaat), vermindert veelal de motivatie, vertrouwen en het plezier.

Hoe bepaal jij als coach, atleet of team je succes? Investeer in het taak-klimaat door meer focus te leggen op het verbeteren van vaardigheden, inzet tonen en naar eigen kunnen presteren.

Wanneer kan ik mijn sport weer gaan hervatten?

Meer dan 90% van de sporters verwacht terug te keren naar de sport na een voorste kruisband (VKB) reconstructie. Eén van de eerste vragen die je stelt na een VKB reconstructie is daarom: “Wanneer kan ik mijn sport weer gaan hervatten”?

Keert iedereen terug naar de sport?

Dit lijkt een makkelijke vraag, maar in de praktijk blijkt dat terugkeren naar de sport een multifactorieel probleem is. Met andere woorden: er blijken verschillende voorwaarden van belang te zijn om succesvol te kunnen terugkeren naar de sport. Helaas blijkt dat slechts 65% van de amateursporters succesvol terugkeert naar het sportniveau van vóór de blessure. Ook krijgt een relatief groot deel van de jonge sporters een nieuwe VKB blessure. Eén van de redenen hiervoor is dat de beslissing om terug te keren vaak gebaseerd wordt op subjectieve criteria (bijvoorbeeld alleen gebaseerd op revalidatietijd), zonder objectief de voorwaarden voor een terugkeer naar de sport in kaart te brengen.

Hoeveel % keert terug?

  • Wel terug 65%
  • Niet terug 35%

Voorwaarden?

Ten eerste is de lengte van je revalidatietraject van groot belang of je succesvol en veilig terugkeert naar de sport. Een aantal jaren geleden werd traditioneel een revalidatie van 6 maanden geadviseerd. Echter, het blijkt dat een revalidatietraject van minimaal 9 maanden zorgt dat de kans op een nieuwe VKB blessure fors afneemt. Het advies is daarom om minimaal 9 maanden te revalideren na je VKB reconstructie, en misschien wel langer om alle voorwaarden zo goed mogelijk te trainen.

Maar welke voorwaarden spelen hierbij een rol? En hoe maken we deze voorwaarden meetbaar?

Kwaliteit van een revalidatie

Nog veel belangrijker dan de lengte van je revalidatie, is de kwaliteit van het revalidatietraject. In een serie blogs proberen wij op een makkelijke manier uit te leggen welke voorwaarden van invloed zijn op een terugkeer naar de sport, hoe deze voorwaarden te trainen en hoe deze voorwaarden te testen voordat je terugkeert naar de sport.

Immers, wanneer je deze voorwaarden niet test gedurende de revalidatie, ben je eigenlijk aan het gissen of de kwaliteit van je revalidatie wel goed genoeg was voor een terugkeer naar de sport…

> Revalidatietraject van minimaal 9 maanden

> Voldoende spierkracht

> Goede kniefunctie

> Goede bewegingstechniek

> Mentaal klaar

> Afgeronde veldrevalidatie

Auteur Wouter Welling

Mijn naam is Wouter Welling en ik ben werkzaam als bewegingswetenschapper bij MCZ in Groningen; een praktijk die de medische begeleiding verzorgt voor alle topsport in Noord-Nederland. Tot mijn takenpakket behoren onder andere het ontwikkelen van objectieve testbatterijen, het afnemen van blessure preventie metingen en het monitoren van de training load.

Na het afronden van mijn master Bewegingswetenschappen ben ik doorgegaan met promotieonderzoek naar voorste kruisband (VKB) blessures aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het promotieonderzoek waar wij nu aan werken richt zich op ‘Return to sport decisions’ na een VKB reconstructie. Hierbij proberen we praktische en relatief makkelijk uitvoerbare meetmethoden te combineren, die voor elke therapeut uit te voeren zijn en die ondersteunend zijn in de ‘Return to sport decisions’.

Binnen het Omnium werkt iedereen met elkaar samen. Mensen met voet-, knie-, heup-, rug- of houdingsklachten die worden doorverwezen naar de Voetzorg van Schutrups, hebben vaak geen idee wat hen te wachten staat. Nou, veel. Registerpodoloog Brian Fredriks neemt ons mee door het hele proces.

Bij wie iemand met voet- of houdingsklachten terechtkomt, wordt altijd bepaald bij het eerste contact, meestal een telefoontje. “Bij het maken van een afspraak wordt al gefilterd of er bijzonderheden zijn”, zegt Brian. “Dat doen we, omdat wij allemaal een verschillende achtergrond hebben. Mensen met diabetes, komen bijvoorbeeld terecht bij een podotherapeut, omdat die daarin gespecialiseerd is en de hele zorg op zich kan nemen. In alle andere gevallen, maakt het niet uit, omdat dan al onze mensen het onderzoek kunnen doen. We kijken dan gewoon bij wie iemand het snelst terecht kan.”

Wel een zool, maar geen goede schoen? Dan sla je de plank mis

“De drie disciplines die Schutrups in huis heeft, zijn de registerpodoloog, de podotherapeut en de podoposturaal therapeut. Dat is eigenlijk voortgevloeid uit de methode die Erik en Jan Schutrups met hun vader hebben ontwikkeld. Dat begon met de podoposturale therapie. Ze keken niet, zoals gebruikelijk was, alleen naar de voetstand, maar naar het geheel, holistisch. Dat betekent dat ze ook letten op de lichaamsbouw, de stand van de wervelkolom en de hele houding. Daar is uiteindelijk een stroming podotherapie en podologie uit voortgekomen. En nadien hebben we alle drie die disciplines in huis gekregen. Iedereen die een zooltje nodig heeft en geen specifieke klachten heeft, kan bij alle drie de disciplines terecht.”

Wat zijn dan de verschillen?

“Ze hebben een verschillende vooropleiding. De podotherapeut is als gezegd gespecialiseerd in diabetische voetzorg. De registerpodoloog is de behandelaar die vanuit de voet naar het hele lichaam kijkt. De podoposturaal therapeut doet dat ook, maar die is weer gespecialiseerd in spierspanning en zenuwen. Maar het mooie is bij ons juist de kruisbestuiving. Alle behandelaars hebben van alles een stukje meegekregen. En we gebruiken alle technieken van elkaar.”

Hoe gaat dat dan elders?

“Bij veel praktijken is het: ‘Krul de broekspijpen maar omhoog’ en dan begint het onderzoek. Dat is hier ondenkbaar. De voet is weliswaar de basis, maar alles wat je onder de voet verandert, heeft invloed op het hele lichaam.”

Hele lichaam

“Daarom moet je als behandelaar het hele lichaam zien. Wij maken namelijk niet alleen een zool, we kijken naar het hele lichaam en het beweegpatroon. Het doel is uiteindelijk dat we er voor zorgen dat iemand die problemen heeft weer kan bewegen zoals hij of zij wil. Dat iemand bijvoorbeeld weer op een fijne manier sport kan bedrijven, of dat nou een marathon lopen is of vijf kilometer wandelen. Als we daar voor kunnen zorgen, dat is het leukste wat er is.”

Veel mensen hebben wel pijn, maar geen idee dat ze scheef staan en dat die pijn daar vandaan komt.

“Scheef staan is niet per definitie een probleem. Er zijn heel veel mensen die een standafwijking hebben, maar die daar geen last van hebben. Het kan wel dat dat op latere leeftijd klachten gaat opleveren. Als je een afwijkende stand hebt in een bepaald gewricht, ga je je lichaam asymmetrisch belasten om te compenseren. En dat kan bij het ouder worden problemen opleveren. Of zorgen dat je geen marathon kunt lopen, terwijl je dat wel graag wilt.”

Zou het slim zijn als iedereen zich preventief bij jullie zou melden?

“Theoretisch wel. Wij deden dat soort checks al bij voetbalclubs, waar we iedereen in de opleiding gingen screenen. En bij handbalclubs. En we gaan het nu ook doen bij bedrijven. Daar heeft het zeker zin, omdat daar de voeten zwaar belast worden. Bij preventief onderzoek ligt wel de toekomst. Ik weet dat Defensie het ook overweegt bij iedereen die nieuw binnen komt. Daarmee kun je veel leed voorkomen.”

Kunnen die ‘broekspijppodologen’ trouwens wel goede zooltjes afleveren?

“Dat kan wel. Maar je loopt een groot risico dat je belangrijke dingen over het hoofd ziet. De hoogte van de knieplooi, de bilplooi, de contouren van de heup, de stand van het SI-gewricht, tot aan de schouderbladen aan toe. Dat zie je simpelweg niet als iemand gewoon gekleed is. Terwijl dat wel allemaal kan veranderen zodra je iets onder de voet doet. Bij een gedegen onderzoek moet je echt iemand in zijn geheel zien.”

Goed. Na het eerste onderzoek is de uitkomst dus: wel of geen zooltjes?

“Klopt. En daarbij geven we altijd een goed schoenadvies. Of zooltjes zijn niet nodig, maar een goed schoenadvies wel. Sowieso: als je een zooltje moet, maar je neemt geen goede schoen, dan sla je de plank compleet mis. De schoen is en blijft de basis. In een verkeerde schoen zal een zool nooit optimaal werken. En een goede schoen, dat is een schoen waarbij de combinatie van functionaliteit, leest, breedte en hoogte super belangrijk is.”

Op goed geluk

“Ook hierbij zie je de kracht van het Schutrups-concept. De meeste podologiepraktijken hebben geen schoenwinkel. Wij kunnen direct aan de mensen in de winkel doorgeven waar ze op moeten letten bij de aanschaf van schoenen. Als je geen winkel hebt, moet je mensen op goed geluk zooltjes meegeven en die komen dan misschien in een schoen waar je niet achter staat als behandelaar. Waardoor de behandeling niet honderd procent werkt.”

Gaan jullie na het onderzoek letterlijk mee de winkel in?

“Jazeker. Als ze schoenen willen kopen, vertellen wij de verkoper waar ze op moeten letten. En als wij weten welke schoenen iemand gekocht heeft, zorgen we dat de zooltjes bij aflevering, circa twee weken later, perfect passen. In andere gevallen doen we eventuele aanpassingen aan de zooltjes bij de aflevering.”

De podologen van Schutrups hebben allemaal tijdens hun opleiding geleerd om zelf zolen te maken, maar dat doen ze doorgaans niet. Brian: “We ontwerpen ze zelf, maar ze worden in de werkplaats gemaakt. Eén van mijn taken is het ontwerpen van alle zooltjes voor iedereen. Ik krijg van mijn collega’s op papier het plan aangeleverd en maak daar een digitaal plan van voor het CAD-CAM frezen. Daardoor hebben we eenheid in het uiterlijk van alle zolen die wij leveren.”

Er is een gigantische keuze in zolen. Hoe kiezen jullie de juiste?

“Dat is afhankelijk van wat iemand wil doen en wat de klachten zijn en wat je wilt bereiken als behandelaar. Het varieert van super zachte voor mensen bij reuma tot extra harde voor bijvoorbeeld en stratenmaker van 120 kilo met platvoeten. Maar we hebben ook sport specifieke zolen. Van verend materiaal voor hardlopers tot vrij hard materiaal voor zaalsporten. En alles wat er tussenin zit.”

Wanneer moeten de cliënten terugkomen voor controle?

“Na acht weken. Dan checken we of alles goed is gegaan, of het herstel is ingezet of zelfs al bereikt. En indien nodig kunnen we de zool nog aanpassen of ombouwen. Je kunt je namelijk voorstellen dat als iemand een centimeter beenlengte-verschil heeft en we willen dat overbruggen, dat dat niet in één stap kan.”

Rustig opbouwen

“Dan bouwen we het over een langere periode rustig op. En op die momenten kunnen we de progressie ook goed controleren.”

Hoe lang gaat een zool gemiddeld mee?

“Afhankelijk van de klacht willen we de cliënten sowieso eens in het halfjaar of eens per jaar controleren. Gemiddeld gaat een zool anderhalf jaar mee, soms twee jaar. En daarna begint het bij nieuwe zolen van voren af aan. Ook al kennen we de cliënt, dan nog is het ook bij een volgende zool niet ‘Rol de broekspijpen maar op’. We bekijken alles opnieuw omdat het lichaam verandert.”

Jij ontwerpt de zolen voor iedereen. Is er dan nog wel tijd om zelf cliënten te zien?

“Zeker wel. Ik ben naast register-podoloog ook sportpodoloog. Ik ben heel graag met sporters bezig. Dat zijn mensen die zich heel bewust zijn van hun lichaam en er goed voor willen zorgen. Als ik niet een aantal uren per dag zou zijn vrijgemaakt voor het ontwerpen van de zolen, zou ik zo’n vijftien tot twintig cliënten per dag zien. Dat is best veel. Daarom ben ik ook zo blij met de afwisseling. Die zorgt voor een goede balans, waardoor ik letterlijk en figuurlijk goed in mijn vel zit.”

Waarom ontwerpt niet iedereen zijn eigen zolen?

“Ten eerste voor de eenheid vanuit Schutrups, het Schutrups-sausje. En verder heb je ongemerkt een soort controlerende functie. Als ik iets raars zie, ga ik in overleg met de behandelaar en bepalen we samen het definitieve ontwerp. Dat gebeurt niet vaak, een paar keer per maand maar.”

Blij met feedback

“Voor de studenten van de Academy is zo’n achtervang ook fijn. Die zijn blij met de feedback, omdat ze er weer iets van kunnen leren.”

Jullie hebben het altijd over een ‘Schutrups-sausje’. Wat is dat?

“Dat is het hele concept hier. Neem die Academy. Dat is niet de standaard podologie-opleiding. Of de standaard-opleiding tot podotherapeut. Er staat echt een Schutrups-handschrift op. De nieuwe mensen moeten ook passen binnen de hele filosofie. Dat betekent bijvoorbeeld dat ze niet alleen als podoloog werken, maar ook gewoon in de winkel. Zelf heb ik daar ook jaren gewerkt. De kennis die je in de winkel opdoet, is onmisbaar voor het werk in de podologie. De schoen is en blijft namelijk de basis.”