Broze Botten bij Wielrenners: Versterk je Botgezondheid met Krachttraining bij Het Omnium

Onlangs heeft een artikel van NOS aan het licht gebracht dat veel wielrenners te maken kunnen krijgen met broze botten. Volgens een onderzoek uitgevoerd in het sportmedisch adviescentrum HAN SENECA is dit te wijten aan het gebrek aan (andere) vormen van beweging naast het fietsen.

Wielrennen is namelijk geen gewicht dragende sport. In combinatie met het streven naar een laag lichaamsgewicht kan dit leiden tot een lagere botdichtheid. Het gevolg hiervan is dat wielrenners een verhoogd risico hebben op botbreuken bij een valpartij. Het artikel op Sportzorg.nl benadrukt dit ook.

Het onderzoek toonde tevens aan dat wielrenners die in het verleden betrokken waren bij bot belastende sporten, zoals voetbal of turnen, sterkere botten hebben dan wielrenners die alleen maar op de racefiets hebben gezeten. Het vermijden van vroegtijdige specialisatie en het beoefenen van sporten die de botten belasten, zoals hardlopen en/of krachttraining, worden daarom sterk aanbevolen.

Om de verminderde botdichtheid en het risico op botbreuken te voorkomen, is het dus belangrijk om naast het fietsen ook andere vormen van beweging te beoefenen. Heb je je ooit afgevraagd hoe je dit het beste kunt aanpakken? Dan is het wellicht een goed idee om een proefles te nemen bij Het Omnium. Wij bieden namelijk speciale krachttraining voor wielrenners aan.

Een verminderde botdichtheid met het bijkomende risico op botbreuken wil je natuurlijk voorkomen. Dit kan dus door naast het fietsen ook aan andere vormen van beweging te doen.
Benieuwd hoe je dit in kan vullen? Overweeg dan eens om een proefles te nemen bij Het Omnium. Wij bieden namelijk krachttraining voor wielrenners aan.

In de start van de 20e eeuw probeerden onderzoekers aan te tonen dat goede leiders vaak over soortgelijke eigenschappen bezitten. Onder andere stabiliteit, intelligentie en assertiviteit werden als mogelijk cruciaal geopperd. Later verloor deze benadering aan terrein; leiderschap zou complexer zijn.

In plaats van leiderschap van de coach, kijk eens naar het leiderschap in het sportteam. In veel sportteams is van oudsher een enkele aanvoerder aanwezig. Coaches hebben hun eigen voorkeuren in de eigenschappen van aanvoerders. De ene coach hecht ook meer waarde aan deze rol dan de andere. Hoe belangrijk is goed leiderschap eigenlijk? Diverse onderzoeken tonen aan dat leiderschap invloed heeft op tevredenheid, cohesie, prestaties en op intrinsieke motivatie. Genoeg om eens serieus te gaan investeren in het leiderschap van je team.

Voor wie vernieuwend durft te zijn; de afgelopen jaren is er onderzoek gedaan naar meerdere leiders in één team. Traditioneel: één aanvoerder die alles moet doen (zonder dat iemand precies weet hoe en wat).

De nieuwe mogelijkheid: gedeeld leiderschap. Er zijn vier rollen die vervuld kunnen worden.

1) Taak leider. De leider die zegt wat er moet gebeuren wat betreft de teamtaken.

2) Motivationele leider. De leider die het team weet op te peppen als het nodig is.

3) Sociaal leider. De leider die oogt heeft voor het sociale aspect in het team en individu.

4) Externe leider. De leider die met de buitenwereld communiceert.

Een sporter kan meerdere rollen invullen; zo kan een enkele speler zowel taak- als sociaal leider zijn. Het voordeel van deze methode? Mensen komen meer in hun kracht te staan en het is duidelijker wat er van deze mensen verwacht wordt. Daar komt bij dat je minder kwetsbaar bent als team, je bent immers niet meer afhankelijk van één aanvoerder.

Ga eens aan de slag met je team, kijk wie welke rol goed kan vervullen en wat je als team van die persoon verwacht.

Zware blessure gehad, en merk je nu angst en twijfel? Je bent niet de enige. Veel atleten met deze tegenslag merken meer twijfel en angst dan ze voorheen hadden. Je kunt het vertrouwen in je eigen lijf missen.
Misschien durf je sommige dingen niet meer en vermijd je ze. Twijfel, onzekerheid en angst zijn vrij normale emoties in een revalidatie.

Een tip die we vanuit de sportpsychologie vaak meegeven is het stellen van doelen. De doelen die je voor je blessure had, zijn op het moment waarschijnlijk niet haalbaar. Doelen helpen om je motivatie te bewaren, omdat ze een richting geven waar je naartoe wilt bewegen. En als je doelen handig inzet, kun je zelfs je vertrouwen er wat mee reguleren.

Een tip die je waarschijnlijk al kent is het opdelen in kleinere stappen. Je resultaatdoel is weer terugkeren in de sport. Maar omdat dit doel ver weg ligt, werkt het beter om naar korte termijn doelen toe te werken. Dus; eerst weer een X aantal minuten bezig zijn. Of een X aantal kilometers maken. Doordat deze doelen beter binnen bereik liggen, kunnen ze je meer gemotiveerd houden.

Een tweede tip binnen doelen stellen is het stellen van proces doelen.
Wat moet je nou precies doen om je resultaatdoel(en) te behalen. Dus; hoe vaak moet je trainen per week? Welke beweging wil je oefenen. Welke techniek, fysieke of mentale vaardigheid wil je centraal stellen in een training/week? Denk aan het juist afzetten bij een sprong, de technische uitvoering van een bal werpen/trappen of de mentale bereidheid om angst te verdragen. Focus je op deze doelen, in plaats van het einddoel wat zo ver weg ligt. Door het behalen van ‘tussen’ doelen en de focus op procesdoelen, blijft je motivatie waarschijnlijk hoger. Net als je vertrouwen.

Een tip die we vanuit de sportpsychologie vaak meegeven is het stellen van doelen. De doelen die je voor je blessure had, zijn op het moment waarschijnlijk niet haalbaar. Doelen helpen om je motivatie te bewaren, omdat ze een richting geven waar je naartoe wilt bewegen. En als je doelen handig inzet, kun je zelfs je vertrouwen er wat mee reguleren.

Een tip die je waarschijnlijk al kent is het opdelen in kleinere stappen. Je resultaatdoel is weer terugkeren in de sport. Maar omdat dit doel ver weg ligt, werkt het beter om naar korte termijn doelen toe te werken. Dus; eerst weer een X aantal minuten bezig zijn. Of een X aantal kilometers maken. Doordat deze doelen beter binnen bereik liggen, kunnen ze je meer gemotiveerd houden.

Een tweede tip binnen doelen stellen is het stellen van proces doelen.
Wat moet je nou precies doen om je resultaatdoel(en) te behalen. Dus; hoe vaak moet je trainen per week? Welke beweging wil je oefenen. Welke techniek, fysieke of mentale vaardigheid wil je centraal stellen in een training/week? Denk aan het juist afzetten bij een sprong, de technische uitvoering van een bal werpen/trappen of de mentale bereidheid om angst te verdragen. Focus je op deze doelen, in plaats van het einddoel wat zo ver weg ligt. Door het behalen van ‘tussen’ doelen en de focus op procesdoelen, blijft je motivatie waarschijnlijk hoger. Net als je vertrouwen.